Er kwam bij de advocaat een e-mail binnen van iemand die bij het overlijden van Pim Overzier aanwezig was. De advocaat mailde terug, waarop hij een telefoontje kreeg van de e-mailschrijver. De Officier van Justitie weigerde opsporing te doen, waarmee hij een ideale kans liet liggen om de identiteit van een getuige van het overlijden van Pim te achterhalen. Uit de e-mail bleek dat Pim Overzier op een homo-ontmoetingsplaats onwel werd en daar overleed. Degenen die bij hem waren hebben hem in paniek begraven omdat zij hem niet zomaar wilden laten liggen en uit angst dat zij voor dat overlijden verantwoordelijk zouden worden gesteld. Tevens had een rol gespeeld dat zij niet voor anderen wilden weten dat zij homo-ontmoetingsplaatsen bezochten.
Pim lijkt dus inderdaad een andersoortige afspraak te hebben gehad, die hij kennelijk voor anderen wilde verbergen. Waarom Pim Rianne Ee ten tonele voerde is een raadsel.
Er zijn geen bewijzen dat Pim mocht aannemen dat hij op die dinsdagavond 4 december 2001 een afspraak had met Rianne Ee. Rianne Ee moest die dinsdagavond werken, dat had Pim eenvoudig kunnen vaststellen door collega Ria Boog te bellen die immers aan het koppelen was. Bovendien bleek uit de getuigenverklaringen dat Pim geen bevestiging kreeg van de beller namens een relatiebureau dat hij een afspraak met Rianne Ee zou hebben. Over het hoofd werd gezien dat Pim dat zelf ook niet geloofde. Zijn vader verklaarde dat Pim op maandagavond 3 december 2001 tegen hem zei “dat hij zich niet kon voorstellen dat zij (Rianne) bij een dergelijk bureau stond ingeschreven”.